Tuinieren in de stad is hip, dat hoef ik de lezers van deze site waarschijnlijk niet te vertellen. Niet alleen in de praktijk, ook in de wetenschap is er veel aandacht voor dit fenomeen. Ik ben er zelfs op gepromoveerd, met mijn proefschrift ‘Community gardens in urban areas. A critical reflection on the extent to which they strengthen social cohesion and provide alternative food’. Ik vertel hier graag iets over mijn bevindingen rondom buurttuinen.
Ik heb onderzocht in hoeverre buurttuinen een rol spelen bij het ontstaan of versterken van sociale cohesie. Sociale cohesie wordt vaak gezien als één van de belangrijkste voordelen van tuinieren in de stad, terwijl eigenlijk niet goed bekend is óf, en onder welke omstandigheden, tuinieren daadwerkelijk tot sociale cohesie leidt. Ten tweede heb ik gekeken welk belang tuinders hechten aan de groenten die ze oogsten, en in hoeverre het tuinieren een bewuste strategie is om op een ‘alternatieve’ manier aan eten te komen (lees: duurzamer dan het gros van wat de supermarkt biedt). Met andere woorden, in hoeverre is het belangrijk voor tuinders dat ze lokaal (en soms biologisch) kunnen eten van hun tuin?
Om dit te onderzoeken heb ik zeven verschillende buurttuinen in Nederland bestudeerd. Ik heb interviews gedaan met tuinders en enquêtes afgenomen. Vier van de tuinen heb ik voor langere tijd gevolgd; ik heb meegewerkt in de tuin, meegedaan met sociale activiteiten, en bestuursvergaderingen bijgewoond.
De eerste conclusie is dat hoewel buurttuinen er zijn in vele soorten en maten, ze te onderscheiden zijn in grofweg twee groepen:
- Plaats-gerelateerde tuinen
- Interesse-gerelateerde tuinen.
Tuinen in de eerste categorie hebben vooral de sociale voordelen van tuinieren als doel, terwijl tuinen in de tweede categorie vooral gericht zijn op het tuinieren en de groenten zelf.
De tweede conclusie is dat buurttuinen inderdaad sociale cohesie bevorderen.
In beide soorten tuinen ontmoeten tuinders elkaar en leren ze elkaar kennen. Bovendien hechten tuinders waarde aan deze contacten. Een kanttekening is dat vooral plaats-gerelateerde tuinen belangrijke ontmoetingsplaatsen worden omdat buurtbewoners met elkaar aan een gemeenschappelijk doel werken. Voor tuinders op interesse-gerelateerde tuinen is het sociale component meestal ondergeschikt aan het tuinieren op zich. Dus: waar het tuinieren voor tuinders op de plaats-gerelateerde tuinen vooral een middel is om een mooie en gezellige plek te creëren voor de buurt, is het tuinieren voor deelnemers van interesse-gerelateerde tuinen een doel op zich.
De derde conclusie is dat buurttuinen nauwelijks kunnen worden gezien als een bewust ‘alternatief’ voor ons huidige industriële voedselsysteem.
Betrokkenen bij plaats-gerelateerde tuinen eten vaak niet of nauwelijks van de tuin. We kunnen deze tuinen daarom niet zien als reactie op ons voedselsysteem – laat staan als een poging om een alternatief systeem te creëren. Tuinders van de interesse-gerelateerde tuinen eten vaak juist veel van hun tuin, maar dat heeft meer met de hobby van het tuinieren te maken dan met de wens duurzamer te eten. Voor een aantal tuinders past het verbouwen van voedsel wel heel duidelijk bij een levensstijl waarin aandacht is voor het milieu, maar zij definiëren zichzelf nadrukkelijk niet als lid van een ‘voedselbeweging’.
Dit waren mijn belangrijkste bevindingen in een notendop. Voor wie meer wil weten: http://edepot.wur.nl/345279 of esther.veen@wur.nl.