weet je wat ik zie als ik gedronken heb (nou nou)
allemaal beestjes (nou nou nou)
zoveel beestjes, om me heen
Althans, dat stelden Ronnie en de Ronnies in 1967 vast. Wie tuiniert hoeft het niet op een zuipen te zetten om beestjes tegen te komen. Nu het najaar zijn intrede heeft gedaan kan je wat maatregelen nemen om het dierenleven te ondersteunen.
Vogels zorgen voor levendigheid in je winterse tuin, zoals ik al eerder schreef. Voeren maakt je tuin onweerstaanbaar voor de gevederde vrienden. Pindakaas is de laatste paar jaar erg in opkomst als vogelvoer, ik zie in het tuincentrum en in de supermarkt zelfs speciaal “vogel-pindakaas”, al dan niet voorzien van bessen en/of gedroogde insecten. Meer traditionele vormen zijn uiteraard ook prima. Voor wie eksters en kauwen weg wil houden zijn voersilo’s verkrijgbaar met een soort kooitje er omheen, zoals deze. Daar kunnen alleen kleinere vogels zoals mezen, vinken en mussen in. Ook leuk zijn voerhuisjes die je aan het raam kan hangen, zodat je optimaal zicht hebt op de vogeltjes. Echte klassiekers waar je weinig kosten aan hebt zijn (appel-)klokhuizen en natuurlijk broodkruimels.
Nestkastjes kan je ook al ophangen: de vogels gebruiken ze om in te overnachten. En als je geluk hebt, heb je in het voorjaar kuikentjes in je tuin. Lees hier al onze tips voor het ophangen van nestkastjes.
2. Egels
Egels houden een winterslaap op een beschutte plek. Je kan deze slakkenjagers in je tuin uitnodigen door een bungalowtje voor ze neer te zetten. Er zijn er diverse te koop, maar handige Harry kan ook aan de slag. Uiteraard moet je wel zorgen dat de egel niet verstoord wordt, bijvoorbeeld door je hond,kat of kind.
Ook padden doen het ’s winters rustig aan. Je kan ze onderdak bieden door een redelijk forse bloempot (bijvoorbeeld een waar een stuk af is) op zijn zijkant half in te graven. Natuurlijk moet de ingang niet afgesloten zijn. Met de opening naar het zuiden schijn je betere resultaten te boeken. Een laag bladeren over de pot zorgt voor betere isolatie als het flink gaat vriezen. In de lente heeft de pad honger, en hij is dol op slakken.
4. Insecten
Veel insecten zijn goed voor je tuin. Of voor je eigen levensplezier. De larven van lieveheersbeestjes eten luizen, net als oorwurmen. Bijen en hommels bevruchten je bloemen en zorgen dus dat je kan oogsten. Spinnen (ik weet het, dat zijn geen insecten) vangen vliegen en muggen. En dan hebben we nog allerlei torretjes die weer dienen om de vogels in leven te houden. Reden genoeg om een insectenhotel te openen. Ook hier kan handige Harry weer aan de bak, met dien verstande dat Harry niet zo handig hoeft te zijn. Losjes gestapelde stenen, een blok hout waarin je gaatjes boort of zelfs wat bundeltjes bamboe voldoen al heel aardig aan de wensen van aardig wat insecten. Toch geen zin om te klussen? Kopen kan natuurlijk ook. De beste locatie is een uit de wind en de regen, maar in de zon.
5. Takkenril
Een takkenril werkt als een soort all round hangplek voor bijna al het leven in je tuin. Als hij groot genoeg is, kan je alles tussen een pissebed en een ringslang er in verwachten. En ook dit is weer supersimpel te maken. Verzamel je takken en takjes als je snoeit en maak er een (langwerpige) hoop van. Eventueel sla je een paar takken in de grond om de boel te stabiliseren. De takken verteren langzamerhand, dus er ontstaat vanzelf weer plek voor nieuw snoeiafval.
Fotobronnen: Boomklever: webted, Egel: Peterbijkerk.eu, Pad: Martha de Jong-Lantink.